Temperatuur meten is een dagelijkse bezigheid, of het nu gaat om het weerbericht checken of het instellen van de oven. Maar waarom gebruiken sommige landen Fahrenheit en andere Celsius? En hoe reken je die temperaturen eigenlijk om? Laten we daar eens induiken.
Achtergrond van temperatuurschalen
Temperatuurschalen zijn ontstaan uit de behoefte om warmte en kou te kwantificeren. Fahrenheit werd in de vroege 18e eeuw ontwikkeld door Daniel Gabriel Fahrenheit. Hij baseerde zijn schaal op drie referentiepunten: de temperatuur van een mengsel van ijs, water, en zout (0 °F), het vriespunt van water (32 °F), en de lichaamstemperatuur van een gezonde mens (ongeveer 96 °F, later gecorrigeerd naar 98,6 °F).
Celsius, aan de andere kant, werd uitgevonden door Anders Celsius in de 18e eeuw. Zijn schaal is eenvoudiger: het vriespunt van water is 0 °C en het kookpunt is 100 °C. Dit maakt het rekenen een stuk makkelijker, maar ja, probeer dat maar eens uit te leggen aan iemand die z’n hele leven Fahrenheit heeft gebruikt.
Waarom hebben we dan nog steeds verschillende schalen? Nou, dat heeft te maken met geschiedenis en cultuur. De Verenigde Staten houden vast aan Fahrenheit, terwijl de meeste andere landen Celsius gebruiken. Het is een beetje zoals links rijden versus rechts rijden – beide manieren werken, maar het hangt af van waar je bent opgegroeid.
De formule stap-voor-stap uitgelegd
Oké, laten we eerlijk zijn: wiskunde is niet altijd even leuk. Maar als je eenmaal weet hoe je van Fahrenheit naar Celsius rekent (en andersom), wordt het een stuk minder intimiderend. De formule om van Fahrenheit naar Celsius te gaan is simpel:
(°F – 32) × 5/9 = °C
Dus als je bijvoorbeeld wilt weten hoeveel 68 graden Fahrenheit in Celsius is, doe je dit:
Stap 1: Trek 32 af van 68 (dat geeft je 36).Stap 2: Vermenigvuldig dat getal met 5 (dat geeft je 180).Stap 3: Deel dat getal door 9 (en voilà, je hebt 20 graden Celsius).
Het klinkt misschien als veel werk, maar na een paar keer oefenen zul je merken dat het eigenlijk best meevalt. En hey, als je even geen zin hebt om zelf te rekenen, zijn er altijd nog online calculators of apps die het werk voor je doen.
Veelvoorkomende omrekenvoorbeelden
Laten we een paar voorbeelden doornemen die je vaak tegenkomt. Stel je voor dat je op vakantie bent in de Verenigde Staten en het weerbericht zegt dat het morgen 86 graden Fahrenheit wordt. Hoe warm is dat in Celsius?
Gebruik de formule: (86 – 32) × 5/9 = 30 graden Celsius. Lekker warm dus! Of wat dacht je van een koude winterdag met temperaturen rond de 14 graden Fahrenheit? Dat komt neer op (14 – 32) × 5/9 = -10 graden Celsius. Brrr!
Het kan ook handig zijn in de keuken. Veel recepten uit Amerika gebruiken Fahrenheit voor oventemperaturen. Als er bijvoorbeeld staat dat je iets moet bakken op 350 graden Fahrenheit, reken je dat om naar (350 – 32) × 5/9 = ongeveer 177 graden Celsius.
Handige tips en ezelsbruggetjes
Sommige mensen vinden het handig om een paar standaardtemperaturen gewoon uit hun hoofd te leren. Bijvoorbeeld: 32 °F is gelijk aan 0 °C en zonder al te veel moeite kun je onthouden dat 68 °F ongeveer gelijk is aan kamertemperatuur (20 °C).
Een ander handig trucje is om te onthouden dat elke stijging van ongeveer 1 graad Celsius overeenkomt met een stijging van ongeveer 1,8 graad Fahrenheit. Dus als je weet dat het vandaag ongeveer 20 graden Celsius is en morgen wordt het een graad warmer, kun je snel inschatten dat het dan ongeveer (20 + 1) ×1,8 +32 = ongeveer 70 graden Fahrenheit zal zijn.
En vergeet niet: in tijden van twijfel zijn er altijd apps en online tools die deze berekeningen voor je kunnen doen. Maar soms is het gewoon handig om zelf een beetje te kunnen rekenen, vooral als niemand anders in de buurt is.